Daar waar een tijdgestuurde regeling gebeurt in functie van de verwachte aanwezigheid van personen in de ruimte, wordt de kunstverlichting bij aan-/afwezigheidsdetectie automatisch geregeld in functie van de werkelijke aanwezigheid.
Hoewel het onderscheid tussen aan- en afwezigheidsdetectie voor velen onduidelijk is, spreken de benamingen grotendeels voor zich:
Hoewel aan- en afwezigheidsdetectie duidelijk verschillende strategieën zijn, betekent dit niet dat de eigenlijke detectoren verschillen. De strategie is veelal één van de instellingen die je op de detector kan instellen. Het onderscheid 'aanwezigheidsdetectie - afwezigheidsdetectie' wordt door fabrikanten van lichtregelsystemen ook vaak beschreven als 'volautomatische - halfautomatische modus/bediening' of 'aanwezigheidsmelder met mogelijkheid tot handmatig schakelen (met drukknop)'.
AANWEZIGHEIDSDETECTIE VS. AFWEZIGHEIDSDETECTIE WAAR KIES JE WAT? |
|
Het spreekt voor zich dat keuze voor aan- of afwezigheidsdetectie voor een bepaalde toepassing maar zelden zwart-wit is: de keuze van de strategie hangt af van de prioriteiten van de gebruiker. Beide strategieën kunnen zowel in ruimtes met variabele bezetting (bv. vergaderzalen, studiezalen, gangen,…) als in ruimtes met een meer voorspelbaar bezettingspatroon (bv. klaslokalen, kantoorruimten) toegepast worden. Toch verdient 'Afwezigheidsdetectie' de voorkeur in bepaalde gevallen en is het in sommige andere gevallen logischer om voor 'Aanwezigheidsdetectie' te kiezen. Hieronder een kort - niet-bindend - overzicht.
Afwezigheidsdetectie is vanuit energetisch oogpunt hoe dan ook altijd het meest interessant: de kunstverlichting brandt enkel wanneer de gebruiker
dit effectief nodig vindt. |
|
PRO Afwezigheidsdetectie | PRO Aanwezigheidsdetectie |
ruimtes die vaak voor een langere periode door eenzelfde (groep) gebruiker(s) bezet zijn |
ruimtes die vaak maar voor een korte periode door eenzelfde gebruiker bezet zijn |
ruimtes waar het manueel aanpasbaar zijn van de verlichting belangrijk is |
ruimtes waar het van weinig of geen belang is voor de gebruiker om de verlichting manueel te kunnen aanpassen |
ruimtes waar de kunstverlichting tijdens bezetting niet per se ingeschakeld moet zijn (bv. door toetreding van voldoende daglicht) |
|
Typisch gebruik: (individuele) kantoorruimten, vergaderzalen, klaslokalen,... |
Typisch gebruik: gangen en trappen, bergplaatsen, sanitaire ruimtes,… |
PIR-detectie (Passieve InfraRood detectie) is de meest frequent toegepaste technologie in België voor aan-/afwezigheidsdetectie. Onderstaande uitleg is dan ook vooral op toepassing van deze technologie gericht. Toch zijn een aantal van de aspecten die aan bod komen ook belangrijk bij bv. detectie met ultrasoon of microgolven.
Detectieveld kan verschillende vormen aannemen bij PIR-detectie: rond, vierkant, langwerpig,...
Detectiebereik afhankelijk van detector tot detector.
! Detectiebereik PIR-detectoren wordt gegeven bij een standaard hoogte.
Als de effectieve montagehoogte verschilt van deze standaard hoogte, dan moet ook het detectiebereik herberekend worden.
Het detectieveld van de sensor moet groot genoeg zijn om de volledige bruikbare oppervlakte van de ruimte af te dekken. Is het niet mogelijk om de hele oppervlakte met één detector af te dekken, dan dienen er meerdere sensoren in de ruimte geplaatst te worden.
Het verstandig kiezen van de positie waar de detector(en) moet(en) komen en bij installatie zorgen dat plan en uitvoering overeenstemmen, is ontzettend belangrijk om het systeem performant te laten werken.
Enkele aandachtspunten hierbij:
Zelfs wanneer het detectieveld van een sensor of verzameling van sensoren de volledige bruikbare oppervlakte van een ruimte goed afdekt, bestaat er nog altijd een kans dat de sensor gedurende een bepaalde periode geen beweging waarneemt terwijl er toch nog personen in de ruimte aanwezig zijn. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het feit dat de personen niet of te weinig bewogen hebben (bv. lezen van een boek, typen op een laptop,…). Om te vermijden dat de kunstverlichting hierdoor vaak ongewenst zou uitvallen, wordt de verlichting niet meteen na de laatste waarneming uitgeschakeld, maar pas na een zekere periode zonder waarneming. Deze periode wordt de nalooptijd of ook wel de tijdsvertraging genoemd.
Keuze nalooptijd: evenwicht energiebesparing - gemak
Typische nalooptijd: 5 à 15 minuten
Optie bij vele aan-/afwezigheidsdetectoren:
Mogelijkheid trapsgewijze uitschakeling van de verlichting
(instelling van 2 nalooptijden):
Onderstaand voorbeeld toont dat het weldegelijk heel belangrijk kan zijn in functie van energiebesparing om bewust na te denken over de instelling van de nalooptijd.
De nevenstaande afbeelding toont het gebruik van een klaslokaal op een winterdag. De kunstverlichting in het lokaal is voorzien van een systeem voor afwezigheidsdetectie. Bij de start van de eerste lesblok om 8h20 is het nog donker buiten en wordt de verlichting dan ook ingeschakeld.
Na de eerste lesblok volgt een pauze van tien minuten op de speelplaats. Als de verlichting bij het verlaten van het klaslokaal niet manueel wordt uitgeschakeld, begint de nalooptijd van de detector te lopen. Als de nalooptijd nog niet verstreken is op het ogenblik dat de klasgroep na de pauze terug binnenkomt, dan is de kans groot dat de verlichting in het klaslokaal gewoon tot aan de middagpauze blijft branden. Als de nalooptijd echter iets korter is dan de duur van een pauze, dan is de kans groot dat de verlichting zich automatisch uitschakelt voordat de klasgroep terug binnenkomt. Als er op dat ogenblik voldoende daglichtinval is, dan zal men mogelijks de kunstverlichting niet opnieuw inschakelen. In dat geval is de energiebesparing door een iets kortere nalooptijd een stuk groter dan enkel het gespaarde energieverbruik tijdens het verschil in nalooptijd: de uitgeschakelde verlichting tijdens de tweede lesblok is een (onrechtstreeks) bijkomend gevolg.
Deze winst is natuurlijk niet gegarandeerd: als het daglichtniveau na de pauze niet hoog genoeg is, zal de kunstverlichting na de pauze alsnog terug ingeschakeld worden. Verder moet vermeden worden dat de nalooptijd te kort gezet wordt om ongewenste uitschakeling te vermijden.
WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN AAN-/AFWEZIGHEIDSDETECTOREN EN BEWEGINGSMELDERS? |
|
Bij zowel aan-/afwezigheidsdetectoren als bewegingsmelders wordt in België vooral van systemen gebruik gemaakt die sensoren gebruiken die werken op basis van detectie van infrarode straling (PIR-detectie). Hoewel je als leek zou kunnen denken dat aan-/afwezigheidsdetectoren en bewegingsmelders hetzelfde zijn, is dat niet correct. Zowat alle vooraanstaande fabrikanten van lichtregelsystemen maken een duidelijk onderscheid tussen beiden op hun website. Ook al is hun beschrijving van een bewegingsmelder niet over de hele lijn dezelfde, toch is er enigszins eensgezindheid over wat de verschillen met aan-/afwezigheidsdetectoren zijn. | |
Aan-/afwezigheidsdetectoren | Bewegingsmelders . |
Hoge detectiegevoeligheid (detectie van kleine bewegingen) |
Lage detectiegevoeligheid (weinig of geen detectie van kleine bewegingen) |
Geschikt voor binnenruimtes waar weinig bewogen wordt (bv. kantoren, vergaderzalen, klaslokalen...) |
Niet geschikt voor binnenruimtes waar weinig bewogen wordt (bv. kantoren, vergaderzalen, klaslokalen...) |
Niet geschikt voor buitentoepassingen | (Ook) geschikt voor buitentoepassingen |